In een recente uitspraak trekt de hoogste rechter een streep door het formalisme van de Belastingdienst. Na jarenlang procedureel getouwtrek krijgt een belastingplichtige alsnog de kans om een aanslag van bijna een half miljoen euro inhoudelijk te betwisten.
De zaak in het kort
Een belastingplichtige krijgt te maken met een drastische correctie: zijn aangegeven inkomen van € 20.487 wordt door de Belastingdienst verhoogd naar € 495.355. Daarbovenop volgt een vergrijpboete van € 120.972 en € 15.833 aan belastingrente. Het procedurele web wordt nog ingewikkelder doordat de Belastingdienst later een navorderingsaanslag oplegde, waarbij eerder verrekende verliezen werden teruggenomen. In brieven over deze navorderingsaanslag maakt de belastingplichtige ook bezwaar tegen de oorspronkelijke correctie en boete.
De procedure in het kort
De kernvraag in deze zaak is of inhoudelijke bezwaren tegen een aanslag mogen worden behandeld als ze worden aangevoerd in een procedure over een andere aanslag?
De Belastingdienst, rechtbank én het hof oordelen van niet:
- het bezwaar tegen de navorderingsaanslag is te laat ingediend;
- de brieven worden alleen gezien als bezwaar tegen de navorderingsaanslag, niet tegen de oorspronkelijke aanslag;
- bezwaren tegen de hoogte van het inkomen en de boete kunnen niet in deze procedure worden behandeld.
Het oordeel van de Hoge Raad
De Hoge Raad oordeelt dat de brieven van de belastingplichtige geen andere conclusie toelaten dan dat hij bezwaar had tegen de oorspronkelijke aanslag. De Belastingdienst had deze brieven daarom ook moeten behandelen als een verzoek om ambtshalve vermindering van de oorspronkelijke aanslag en beschikkingen.
Cruciaal in deze uitspraak:
-
de Belastingdienst moet naar de inhoud van brieven kijken, niet alleen naar de vorm;
- bij een verzoek om ambtshalve vermindering moet binnen acht weken worden beslist;
- na het verstrijken van die termijn kan beroep worden ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing.